Veel mensen (die niet thuis zijn in de materie) denken vaak dat een hoog IQ (boven de 130) synoniem is met hoogbegaafdheid. Dit is niet het geval. Al in de jaren ‘70 van de vorige eeuw kwam Renzuli met een model waarin ook motivatie en creativiteit samen met de bijzondere cognitieve gaven maken dat iemand hoogbegaafd is. In de jaren ‘80 vulde Mönks het aan met omgevingsfactoren. Hij gaf daarmee aan dat een in potentie hoogbegaafde, dat alleen kan zijn als de omgeving eraan bijdraagt. Ook latere modellen laten een interactie zien tussen interne factoren en omgeving. Hoogbegaafdheid is daarmee een dynamisch model geworden. Het cognitieve talent kun je vergelijken met een muzikaal talent of een sportief talent. Iedereen begrijpt dat als iemand een virtuoos pianist wil worden of een voortreffelijk voetballer, hij moet oefen, trainen, oefenen en nog meer trainen. Met talent alleen red je het niet. Zo ook met intellectueel talent.
In het onderwijs is inmiddels behoorlijk wat aandacht voor kinderen die cognitief meer uitdaging aankunnen. De meeste scholen bieden verdiepende en verbredende materialen en opdrachten. Dit is mooi ze krijgen hierdoor meer oefening en training voor hun brein, maar helaas zijn hoogbegaafden niet alleen slimmer, ze zijn fundamenteel anders en nemen de wereld anders waar. Bovendien is er nu weliswaar meer aandacht voor hoogbegaafde kinderen, maar daar zijn de vele hoogbegaafde volwassenen die opgroeiden in een tijd dat boven het maaiveld uitsteken een doodzonde was, niet mee geholpen.
Tessa Kieboom stelt dat hoogbegaafden naast hun denkluik (intelligentie, motivatie & creativiteit) in hun zijnsluik anders zijn. Kenmerken van dit zijnsluik zijn:
- De lat hoog leggen: met een sterk denkvermogen en de mogelijkheid om divergent te kunnen redeneren, is het bijna een automatisme dat je van jezelf verwacht dat je een opdracht op een hoger/complexer niveau uitvoert dan de bedoeling is van degene die de opdracht geeft.
- Rechtvaardigheidsgevoel: al bij kleine kinderen zie je een sterke focus op wat eerlijk is en wat niet, over wat afgesproken of beloofd is.
- Kritische houding: hoogbegaafden zien snel hiaten maar ook mogelijkheden. Vanuit dit talent komen ze vaak (ongevraagd) met kritiek en adviezen.
- Gevoeligheid: hoogbegaafden (over)zien door hun grotere bewustzijn meer gevaren en en problemen. Ze maken zich daardoor meer zorgen. Daarnaast zijn ze gevoelig voor de boodschap achter de boodschap. Ze voelen het als iemand niet oprecht of authentiek is.
Door deze kenmerken voelen hoogbegaafden zich anders. Stel je voor dat je alles door een vergrootglas waarneemt. Je neemt dan veel meer details waar en voelt ook meer.
Dabrowski en later Piechowski hebben het ook over overgevoeligheid van (ver) boven gemiddeld intelligente mensen. Zij spreken over ‘overexcitabilities’. Het gaat om overprikkeling op vijf vlakken:
- Psychomotorisch: mensen die hoog op deze dimensie scoren hebben veel energie, moeite met stil zitten, zijn gedreven en praten snel. Vaak vindt men ze druk. Soms zelfs zo druk dat het wordt verward met ADHD-gedrag.
- Emotioneel: mensen die hoog scoren op deze dimensie beleven emoties intenser dan anderen. Ze kunnen zich ook heel goed inleven in de emoties van een ander. Pieken en dalen zijn hoger en dieper en ‘moodswings’ kunnen ontstaan.
- Intellectueel: mensen die hier hoog op scoren willen van alles het waarom weten. Hoewel het samenhangt met intelligentie, gaat deze dimensie niet over intelligentie zoals gemeten op een IQ-test. Het gaat over een brede belangstelling in de werking van alles en iedereen.
- Sensueel (zintuigelijk): mensen die hier hoog op scoren krijgen signalen via hun zintuigen intenser binnen. Ze kunnen bijvoorbeeld verrukt raken van een bepaalde kleur of ziek worden van een bepaalde geur.
- Imaginair (verbeelding): mensen die hier hoog op scoren hebben een rijke fantasie, zijn creatief, kunnen dagdromen. Soms kunnen ze zo goed verbeelden dat het kan lijken dat ze in een fantasiewereld leven.
Veel hoogbegaafden scoren op meer van deze domeinen hoger dan gemiddeld.
Samenvattend kun je stellend dat hoogbegaafden een groter bewustzijn hebben en meer prikkels binnen krijgen. Hierdoor ervaren ze de wereld intenser. Ze kunnen hierdoor sneller verbanden leggen en creatieve oplossingen verzinnen (aspecten die we o.a. meten in een hoog IQ), maar tegelijkertijd kunnen al die prikkels ook voor verwarring en disbalans zorgen. Hoogbegaafden staan hierdoor voor andere uitdagingen dan niet-hoogbegaafden. Bovendien geldt voor een cognitief talent hetzelfde als voor ieder ander talent; zonder oefening en training kan het talent zich niet ontwikkelen tot het volle potentieel.